
2.1 Methodisch handelen:
Situatie:
In blok 1.3 heb ik voor het vak Sport & innovatie de klas les moeten geven met een bepaald doel en doelgroep. De training moest ik ontwikkelen samen met een studiegenoot. Wij kregen als opdracht mee om voor Floorballers een agility en core training te geven.
Taak:
In deze sportpraktijk onderwijsmodule – die een vervolg is op de module ‘Sport en Technisch kader’ – moesten wij trainingsmethodes onderzoeken, toepassen en aanpassen (ontwerpen & innoveren). Dit alles is gericht op prestatieverbetering van een specifieke groep sporters. Tegelijkertijd hebben wij ons verdiept in trainingskundige en fysiologische principes en de theorie hierachter. Uiteindelijk hebben we een (innovatieve) sporttraining ontworpen, georganiseerd en begeleidt die aansluit op de doelstelling, de leeftijd en de belastbaarheid van de groep sporters (casuïstiek).
Actie:
1. Als tweetal gingen we op zoek naar tenminste twee wetenschappelijke artikelen (artikelen uit vakbladen) waarvan de inhoud is gericht op prestatieverbetering in de sport, passend bij de casus
2. Wij hebben de inhoud van deze artikelen geanalyseerd en vertaalt in een innovatief trainingsontwerp, passend bij de casus en de doelstelling. De innovatie kan gericht zijn op de trainingsorganisatie, de trainingsinhoud en/of de wijze van begeleiding.
3. Vervolgens hebben we een theoretische onderbouwing gegeven d.m.v. een geprinte poster (AO-formaat).
4. Daarna hebben we de zelfontworpen training uitgevoerd (met je eigen klas) met behulp van een assistent-trainer. En tenslotte de sporterstevredenheid gemeten op een innovatieve manier.
Resultaat:
Het resultaat was een poster met daarop weergeven de wetenschappelijke bronnen en de informatie die we uit die bronnen hebben gehaald om een innovatieve training te geven.
Reflectie:
Onze poster was vrij goed maar bevatte maar 2 wetenschappelijke bronnen. Als we 2 bronnen meer hadden gevonden kregen we 10 punten extra. Maar wij dachten hier te gemakkelijk over en hebben dat dus niet gedaan, wat achteraf een fout bleek te zijn. De training zelf en de organisatie van de training was ook wel goed, maar de wijze waarop wij deze training hebben gegeven was onvoldoende en daardoor hebben wij dit vak moeten herkansen. Als we iets meer tijd in het vinden van extra bronnen hadden gestoken en de training al een keer hadden gegeven aan een groepje studenten dan hadden wij wellicht een beter resultaat gehaald. Voor de herkansing hebben wij dan ook extra wetenschappelijke bronnen gezocht en hebben we de organisatie van de training enigszins aangepast waardoor wij de herkansing uiteindelijk wel hebben gehaald. De les die ik hieruit heb getrokken is, dat als je extra punten kan verdienen hier ook vol voor moet gaan.
Bewijslast:
2.2 Kenniswerker:
Situatie:
In blok 1.2 heb ik voor het vak Sport & technisch kader een training moeten geven aan de klas. Die training moest ontwikkelt zijn op observaties die je bij je vereniging, waar je mee was verbonden door het vak organisatieadvies, hebt gedaan.
Taak:
De sportvereniging en haar krachtenveld staat tijdens studieblok 1.2 centraal. In de module ‘organisatieadvies’ wordt de vereniging uitgebreid en gedegen onderzocht om te komen tot concrete adviezen voor haar toekomstig bestaansrecht. Ook het huidige sport- en beweegaanbod van de sportvereniging dient hierbij kritisch onder de loep te worden genomen.
Bij dit onderdeel (“Sport en Technisch Kader’) staat de kwaliteit van het sport- en beweegaanbod van de eigen gekozen sportvereniging vanuit organisatieadvies centraal. Je gaat op zoek naar het antwoord op de vraag: “op welke wijze kan de kwaliteit van het sport- en beweegaanbod en begeleiding bij vereniging X worden doorontwikkeld?” Op basis van een scherpe vraagdiagnose en ontwerponderzoek kom je tot een voorstel voor een verbetering van deze kwaliteit.
Om te kunnen vaststellen wat de juiste kwaliteit is het sport- en beweegaanbod en begeleiding bij de sportvereniging, moet je in staat zijn kritisch te observeren bij trainingen en wedstrijden. Om dit te kunnen moet je zelf ook ervaren hoe het is om sport- en beweegactiviteiten te begeleiden. In de lessen wordt gewerkt aan het ontwikkelen van begeleidingsvaardigheden en het geven van feedback om vast te stellen wat wel en niet werkt in het begeleiden van sportactiviteiten.
De observaties heb ik samen met mijn studiegenoot gedaan bij de hockeyclub in Eelde. Doormiddel van de observaties moest je kijken wat er wellicht beter kan in de training van die vereniging.
Actie:
Wij maakte een analyse van het huidige beleid dat binnen de sportvereniging en de overkoepelende sportbond gevoerd wordt. Wij hebben gekeken naar diversiteit in het aanbod aansluitend op verschillende doelgroepen (trainingen, wedstrijden, toernooien, etc), kwaliteit van het technisch kader (opleidingen), sport technische visie (oefenstof trainingen, talentontwikkeling, omgaan met selecties versus niet-selecties, etc), pedagogische kwaliteit (positief coachen), veilig sportklimaat (cultuur).
Daarna hebben wij minimaal een viertal observaties uitgevoerd binnen de stage-organisatie. Wij maakte onderscheid in de relevante thema’s zoals: aansluiting aanbod op de doelgroep, kwaliteit van de organisatie van de activiteit, aansluiting uitvoering op de visie, pedagogische kwaliteit van de begeleiding, creëren van een positieve sportcultuur. Wij hebben geobserveerd bij verschillende typen activiteiten (training, wedstrijden, toernooien) en bij verschillende doelgroepen (leeftijdscategorieën; mate van prestatieniveau).
Op basis van de vraagdiagnose en de observaties kwamen wij tot aspecten die goed gaan en tot verbeterpunten als het gaat om de kwaliteit van het sport- en beweegaanbod en de begeleiding. Wij hebben een observatieschema gemaakt en gelet op specifieke dingen die gebeurde tijdens de training. Er werd niet alleen gelet op het technische aspect van hockey, maar ook naar hoe de trainers voor de groep stonden en de spelers corrigeerde, complimenteerden en coachte.
Resultaat:
Een ‘factsheet’ (compacte vrij visuele vorm van verslaglegging van max. 4A4) waarin de resultaten van de vraagdiagnose, observaties en het ontwerp voor een verbetering beschreven worden. Het ‘performance assessment’ waarbij het de visie en het beleid van de sportvereniging vertaald is naar een “innovatieve beweegactiviteit” voor de sportvereniging. Deze wordt uitgevoerd op medestudenten. Het kunnen beoordelen van een beweegactiviteit.
Het resultaat was dat ik een training heb gegeven aan de klas aan de hand van de observaties en verbeterpunten die ik heb opgemerkt tijdens de observaties. Daarnaast heb ik feedback gegeven aan mijn medestudenten voor hun lessen.
Reflectie:
Ik zelf had nog geen ervaring met hockey en het geven van hockeytraining. Ik heb me er daarom wel in verdiept maar dat had wellicht nog wel wat meer gemogen. Desondanks heb ik wel voldoende kennis vergaard dat ik die kennis kon overbrengen op de klas tijdens de training die ik moest geven. Ik heb vaker trainingen gegeven maar dus geen hockeytrainingen en wanneer ik iets nieuws moet uitleggen of voordoen dan vind ik het lastig om heel zelfverzekerd de stof uitteleggen terwijl als ik voetbaltraining geef, iets wat ik zelf al goed kan, dan sta ik beter voor de klas. Dat is een verbeterpuntje voor mijzelf. Ook al heb ik niet heel veel ervaring met de sport die ik uitleg, om dan toch zelfverzekerd en enthousiast voor de klas te staan.
Bewijslast:

Maak jouw eigen website met JouwWeb